Van Hamel en Hal Wyn

From A. G. van Hamel Foundation
Revision as of 22:09, 7 January 2019 by DG (talk | contribs) (1 revision imported)

Van Hamel en Hal Wyn

Van Hamel en Hal Wyn

door LINUS BAND-DIJKSTRA
Versie: augustus 2013. Een eerdere versie van dit artikel verscheen in Het tijdschrift Kelten 58 (mei 2013). Onderstaand artikel is tevens te downloaden als PDF-document.

Vorig jaar zorgde mijn scriptie ervoor dat ik een hoop uren in de Letterenbibliotheek van de Universiteit Utrecht doorbracht om werken door te ploeteren die niet uitleenbaar waren. Nu liet ik me echter ook te vaak afleiden door boeken in de collectie van Keltisch die niets met m’n scriptie te maken hadden. In een van deze boekjes vond ik een brief van ene R. St. V. Allin-Collins aan A. G. van Hamel.

File:Brief-Hal-Wyn.jpg
De brief van Hal Wyn aan Van Hamel. Bron: Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 19 A 6.

Het boekje waarin ik deze brief vond was Cornish grammar and supplement to ‘Some short stories in the Cornish language’, door Hal Wyn, het pseudoniem van Ralph Allin-Collins. Hij had A. G. van Hamel een met tikmachine geschreven brief gestuurd die qua aanhef (“Dear Sir”) en afsluiting (“Yours very faithfully”) vrij onpersoonlijk oogt. Hij bedankt de vader van de Nederlandse keltologie hartelijk voor z’n postkaart en de acht schilling, en stuurt hem daarvoor een hardcover exemplaar van zijn Cornish grammar and supplement to ‘Some short stories in the Cornish language’. Dan volgen twee errata die niet in de corrigenda achterin het boek stonden. Hij sluit af met de woorden dat hij verdere werken in z’n moedertaal aan het voorbereiden is en met alle plezier Van Hamel hierover informeert en op het gebied van de Cornishe taal adviseert, mocht hij dat willen. Deze korte brief riep bij mij twee vragen op. Wie was deze Hal Wyn/Allin-Collins en wat bedoelde hij specifiek met verdere werken in z’n moedertaal? Als dit namelijk het Engels was, zou het amper speciaal genoeg zijn geweest om uitdrukkelijk in een onpersoonlijke brief te zetten. Het zou echter opmerkelijk zijn als het om het Cornish ging; deze taal had tegen die tijd namelijk al lang uitgestorven moeten zijn.

In Peter Berresford Ellis’ boek over de Cornishe taal en haar geschiedenis (1974: 158-61) vinden we dat Allin-Collins een van de grote namen was aan het begin van de heropleving van de Cornishe taal. Hij en vier anderen waren de eersten die het Cornish als gesproken taal nieuw leven inbliezen. Hij was vertaler en verzorgde een Cornish cursus in Londen, waarin hij zijn leerlingen aanmoedigde de taal niet alleen te schrijven, maar ook te spreken. In het prille begin van de heropleving werd het Cornish namelijk nog vooral in brieven gebruikt. Toch weerhield zijn geloof in het belang van de gesproken taal hem er niet van om zelf een hoop korte verhalen en een paar gedichten in het Cornish te publiceren.

Gedurende de jaren ’30 schijnt Allin-Collins echter in ongenade gevallen te zijn bij Morton Nance (de toenmalige leider van de heropleving) en andere topfiguren (Hale 1999: 217). Dit leidde ertoe dat men uitgeverijen begon te informeren dat Allin-Colins’ gebruik van het Cornish ‘ongeoorloofd’ was, een daad die zelfs in de huidige spellingsstrijd zijn weerga niet kent. Wat deze val teweegbracht is onduidelijk. Het zou ermee te maken kunnen hebben dat Allin-Collins de neiging had te verspreiden dat hij zijn eerste Cornish al van huis uit geleerd had. Deze uitspraak werd ten zeerste betwijfeld, aangezien diegene die in het algemeen als de laatste moedertaalspreekster van het Cornish beschouwd wordt (Dolly Pentreath) in 1777 gestorven was, 101 jaar voor Allin-Collins’ geboorte. Ondanks zijn gebrek aan bewijs ging hij zo ver dat hij in 1930 in het Zeitschrift für celtische Philologie (ZCP) een artikel publiceerde over hoe hij tot zijn twaalf-en-halfde levensjaar enkel Cornish gesproken had. Met deze claim kwam hij zelfs in de London Times terecht. Een andere reden zou kunnen zijn dat Allin-Collins zich bezighield met druïdisme, wat hij maar al te graag liet weten. Hij is namelijk op een gegeven moment begonnen met op de voorpagina van meerdere exemplaren van Cornish grammar het woord “DRUID” boven zijn naam te zetten, en ook zijn ZCP-artikel sloot hij af met z'n eigennaam en daaronder “Druid Hal Wyn”. De Cornishe gorsedd heeft zich echter altijd gedistantieerd van religie en in het bijzonder van druïdisme en neo-paganisme.[1] Wat hem waarschijnlijk ook niet hielp was zijn gebrek aan bescheidenheid, zoals we in het het door hem geschreven gedicht, genaamd Hal Wyn (zie hieronder), kunnen zien (Hale 1999: 66-7).[2]

Hal Wyn

Whethlow, teg aga eghen,
a-s-guthel my a-ven
Rag gordhya moy an yeth wyn,
kenth-yu gorholeth pur dyn
fest garow ha marthus yen,
Tavas fundya
Sur ha grondya
War seyl creffa
Whans dhem ema.
Drefen ow bos corf hep par
Aswonves gans lues den
Ow hanow en gwir heb mar
Yu Hal Wyn gwas Vur Vreten.
Nans-yu ugans cansvledhen
O kewses ‘gan tavas len.
Prag ny vya na moy len?
[3]

‘Verhalen, schoon hun soort,
ik zal hen maken
om meer van de schone taal te eren,
Ook al is het een erg zware eis
Zeer ruig en wonderlijk moeilijk,
De taal goed vestigen
En funderen
Op de ondergrond verstevigen
Dat wil ik.
Aangezien ik een persoon zonder gelijke ben
(Ben ik) bekend bij menig man
Mijn naam is zeker en zonder twijfel
Hal Wyn, de dienaar van Groot-Brittannië.
Gedurende twintig eeuwen
Is onze vertrouwde taal gesproken.
Waarom zou ze niet langer vertrouwd zijn?’

File:Hal-Wyn.jpg
Ralph St. V. Allin-Collins / Hal Wyn. Bron: Berresford Ellis 1974: plaat 15.

Ondanks al dit werd hij in 1933 tot bard verheven in de Cornishe gorsedd en nam toen de bardische naam Hal Wyn (‘Wit Ven’) aan. Aan het feit dat dit pseudoniem ook al op de in 1927 verschenen Cornish grammar staat, zien we dat hij deze naam al langer gebruikte. In 1928 was hij ook al tot bard verheven in de Bretonse gorsedd, al is het niet bekend onder welke naam. Het is interessant dat de Cornishe gorsedd elf dagen na Allin-Collins’ inauguratie als Bretonse bard is gesticht. De reden waarom het nog vijf jaar duurde voor hij een Cornishe bard zou worden, was waarschijnlijk dat men pas in 1932 bard van de Cornishe gorsedd kon worden door bijzondere vaardigheid in de Cornishe taal. Daarvoor waren alleen diegenen tot de bardenstand verheven die iets bijzonders aan de Cornishe cultuur bijgedragen hadden. De vraag die dan rest is waarom hij dan wél zo vroeg tot bard in de Bretonse gorsedd werd. Hierna houdt de informatie over hem echter op en Allin-Collins lijkt na de jaren ’30 van de kaart te verdwijnen.

Aan de bovenstaande bespreking valt in ieder geval te zien dat Hal Wyn een kleurrijke figuur was die zich zeer om de Cornishe taal bekommerde, maar waarschijnlijk door zijn eigenaardigheden uiteindelijk de obscuriteit in gedwongen werd. Een van zijn eigenaardigheden was dat hij verklaarde dat het Cornish zijn moedertaal was, een zeer onwaarschijnlijk gegeven, aangezien er naast zijn eigen verklaring in het ZCP geen bewijs voor is.

  1. www.gorsethkernow.org.uk/english/history.htm
  2. Het gedicht Hal Wyn is tot het verschijnen van de The wheel: an anthology of modern poetry in Cornish 1850-1980 ongepubliceerd geweest. Het is dus niet zeker in hoeverre dit gedicht de buitenwereld bereikt heeft en bijgedragen heeft aan eventueel ongenoegen tegenover Allin-Collins.
  3. Een interessante eigenschap van het gedicht is dat bijna alle versregels zeven of vier lettergrepen lang zijn. Dit zien we ook in de traditionele Cornishe werken terug, zoals in Bewnans Ke (2007: lxxv-lxxviii). Alleen de tweede regel komt een lettergreep te kort.

Bibliografie