Keltisch Colloquium
Het Keltisch Colloquium
Elk jaar in mei of juni wordt door de Stichting A. G. van Hamel het Keltisch Colloquium georganiseerd. Op deze dag kunt u sprekers horen vertellen over een breed scala aan onderwerpen die gerelateerd zijn aan de Keltische talen en cultuur in de breedste zin des woords. Onderwerpen die op het Keltisch Colloquium aan bod kunnen komen behelzen geschiedenis, archeologie, taalkunde, literatuur en mythologie.
Aanstaande editie
|
- colloquium
- Keltisch Colloquium
Keltisch Colloquium 2025
- georganiseerd door: Stichting A. G. van Hamel voor Keltische Studies
Meld je aan voor het Keltisch Colloquium 2025! Deze nieuwe editie zal plaatsvinden op zondag 16 maart, wederom in hartje Utrecht. We zijn trots op het mooie programma dat we hebben mogen samenstellen.
Aanmelden
Beleef ook het Keltisch Colloquium en geef je op door vóór 1 maart het volgende te doen:
- een e-mail met vermelding van uw volledige naam te sturen naar kc@vanhamel.nl, én
- het relevante bedrag over te maken op rekening NL89 INGB 0003 1537 31 t.n.v. Stichting A. G. van Hamel voor Keltische Studies te Utrecht, o.v.v. ‘Colloquium 2025’. De toegang voor het Colloquium bedraagt € 27,50 voor donateurs en € 32,50 voor niet-donateurs - het is overigens nooit te laat om donateur te worden! Koffie, thee en lunch zijn bij deze prijs inbegrepen.
Als student archeologie van de Romeinse provincies in NW Europa stuit je al snel op het vraagstuk van de inheemse stammen in de regio. Alle termen komen voorbij, van specifieke stamnamen (zoals UbÏers en Baetasiërs) tot algemene termen als Galliërs en Germanen. Namen van Romeinse steden in het gebied wijzen vaak in de richting van oorspronkelijke inheemse talen, zoals Atuatuca en Catualium. In het archeologische materiaal zijn diverse voorwerpen te interpreteren als bewijsmateriaal voor een inheemse / niet-Romeinse identiteit. Denk bijvoorbeeld aan armbanden van blauw glas of specifieke types van mantelspelden. Toch blijft het vraagstuk van identiteit en etniciteit voor archeologen in veel gevallen een groot vraagteken. In Nederland is het niet gebruikelijk om voor de Romeinse tijd historische schriftelijke bronnen te raadplegen in het archeologische proces. De meeste archeologen blijven weg van het gebruik van etnische labels. Maar dat juist in het huidige Nederland in de Romeinse periode sprake is van een samenleving met meerdere etniciteiten staat buiten kijf. Romeins Heerlen is hiervan een goed voorbeeld.
In deze bijdrage zal de spreker ingaan op deze problematiek, vanuit het perspectief van een archeoloog. Centraal daarin staat de vraag hoe de kennis van wetenschappers over de Keltische wereld Provinciaal-Romeinse archeologen in Nederland kan helpen te komen tot nieuwe inzichten in de samenleving die 2000 jaar geleden gedurende vijf eeuwen heeft bestaan.Aislinge meic Con Glinne ‘The Vision of MacConglinne’ is a phantastic parody about food or the lack thereof. The long version of this text in Leabhar Breac introduces itself as being composed in order to banish a mysterious entity, a beast/demon called lon craís, from King Cathal mac Finguine of Munster. Most scholars render lon craís as ‘demon of gluttony’, which is an interpretation based on The Vision identifying the entity also as demon and Satan. Nowhere else in medieval Irish tradition, however, does lon mean ‘demon’. Some scholars, therefore, returned to the literal translation of lon and argued for ‘blackbird (or: black bird) of gluttony’. I will argue that the strategy to leave lon craís untranslated may give us insight into creative etymologies at work in this Irish term/concept. The common interpretation ‘the demon of gluttony’ and the literal translation ‘the blackbird of gluttony’ obscure the literary and conceptual depths of this Irish term/concept. I will discuss a threefold etymology at work in lon craís and conclude that we should treat the designation as the name of the beast/demon: the Lon Craís.
This dangerous beast was created with spells (aipthi, singular epaid). Nevertheless, the long version of The Vision of MacConglinne contains a list of proverbial expressions that indicate useless actions, among which the application of an epaid, ‘a spell, charm (both of incantations and of amulets)’. I will discuss the the proverbial expression and offer a theory to which cultural phenomena it may refer. Finally, a triple interpretation is given of the relationship of this proverbial expression to the motif of using spells in the first part of the narrative The Vision of MacConglinne in Leabhar Breac.In juni 1948 publiceerde het pas opgerichte Friese literaire tijdschrift “De Tsjerne” een speciaal nummer dat geheel gewijd was aan de Bretonse minderheid in Frankrijk. In de tien jaar die volgden werd Bretagne, met zijn taal en literatuur, zelfs tot een regelmatig terugkerend thema in “De Tsjerne” en andere Friestalige tijdschriften. Bovendien bracht op zijn beurt het toonaangevende Bretonse tijdschrift “Al Liamm” in 1951 een soortgelijk nummer uit, dit keer geheel gewijd aan Fryslân en zijn taal, met bijdragen van de belangrijkste spelers in de Friese beweging van die tijd, vertaald naar het Bretons. Ook “Al Liamm” bleef de culturele ontwikkelingen in Fryslân volgen tot ver in de jaren zestig.
Hoe is deze cultureel vruchtbare maar vrijwel vergeten uitwisseling tot stand gekomen en met welk doel? Wie waren de centrale Bretonse en Friese figuren in deze poging om taalminderheden dichter bij elkaar te brengen in het Europa van vlak na de Tweede Wereldoorlog? De culturele en politieke context van het na-oorlogse Europese federalisme, het problematische oorlogsverleden van de beide bewegingen en de persoonlijke netwerken die de achtergrond vormden van deze Bretonse en Friese uitwisseling zijn de centrale kwesties die in deze lezing aan de orde komen. Naast de relevante tijdschriftpublicaties in zowel het Bretons als het Fries, maar ook Frans en Nederlands, zal de ongepubliceerde correspondentie tussen de belangrijkste figuren in deze Fries-Bretonse uitwisseling centraal staan.